Al vroeg in de ochtend kregen we een telefoontje uit Buluwo, een landingsbaan bij twee kleine dorpjes op ongeveer een half uur vliegen van Wewak. Een vrouw was de dag ervoor bevallen van een baby, maar de tweede baby zat vast in haar buik. Het lag mogelijk in de stuit of dwars. Geen fijne situatie in de bush, zonder verloskundige hulp.
Gras tot de knieën
Ik stond klaar om op weg te gaan naar Buluwo, maar er was één probleem: een maand daarvoor konden we niet landen op deze landingsbaan omdat het gras te hoog was. Het kwam zeker tot de knieën. Dat zijn geen goede omstandigheden om in te landen. Dus hoe nu verder?
“Bij gebrek aan grasmaaiers, gaat dat hier gewoon met een kapmes.”
Ons staflid die aan de telefoon was met de persoon in Buluwo, vertelde dat de strip eerst moest worden gemaaid. Het gras moest eraf, anders geen medevac. We kunnen niet ons leven en het vliegtuig op het spel zetten om iemand anders te helpen. Er zijn regels waar we ons aan moeten houden, hoe hoog de nood ook is.
De mensen in Buluwo lieten weten dat ze aan de slag gingen. Ik ging ondertussen het vliegtuig klaarmaken voor vertrek, maar had er weinig vertrouwen in. Normaal gesproken is een dorp bijna een hele week bezig om een landingsbaan te ‘maaien’. Bij gebrek aan grasmaaiers, gaat dat hier gewoon met een kapmes. Dat is nog zwaarder dan hoe dat vroeger bij ons in Nederland ging met de zeis. Normaal gesproken gebeurt dat dus in een week en nu wilden ze dat in één dag doen. Ik was alvast aan het overleggen met mijn collega’s om de vlucht zaterdagmiddag te doen, mochten ze het dan klaar hebben.
Rond een uur of twee kwam er weer een telefoontje: de strip was voor zo’n 80% ‘gemaaid’. Ik keek mijn collega aan en kon het niet geloven. Ik vroeg om bevestiging en was enigszins argwanend.
De hele community op de landingsbaan
Toen het nogmaals bevestigd werd, liet ik meedelen dat als het niet klopte ik alsnog niet ging landen en de medevac niet door zou gaan. Samen met een collega ben ik toen in mijn dagelijkse kleren naar Buluwo vertrokken.
Toen we daar aankwamen kreeg ik kippenvel: de strip was voor 80% gemaaid, ruim genoeg om te landen voor ons lage gewicht. Ik zag de hele community op de landingsbaan bezig. Allemaal aan het slaan met de kapmessen: bezweet, hijgend en vermoeid. Kinderen van 6, 7, 8 jaar hielpen mee met hun eigen kapmessen (het is hier heel gewoon dat kinderen deze werktuigen gebruiken).
“We willen hem jouw naam als tweede naam geven.”
De zwangere vrouw kwam eraan lopen met haar man en een kleine baby. Ze kwam lopen… Ik had verwacht dat ik een stretcher nodig zou hebben. Wat zijn die vrouwen in PNG sterk. Ongelofelijk. Na ze gewogen en ‘ingeladen’ te hebben, bracht ik ze naar het dichtstbijzijnde kleine ziekenhuis, op ongeveer 20 minuten vliegen. Ik verwachtte dat de vrouw het zou redden, maar dacht dat de baby al niet meer leefde. Geen idee of dit vaker gebeurt met tweelingen, maar iets zegt mij dat een tweeling-bevalling normaal redelijk vlot achter elkaar doorgaat en er niet een dag tussen de bevallingen zit. En dat was dat, zo dacht ik.
De geboorte
Afgelopen woensdag moest ik deze mensen weer terugvliegen naar Buluwo. Ik wist dat dit hetzelfde gezinnetje was, want dat was mij verteld. Toen ik landde in Tadji, verwachtte ik twee volwassenen en een baby in te checken. Maar wat bleek: er waren twee baby’s om in te checken! Toen ik dat hoorde was ik echt blij verrast. Ik kon het niet geloven. Een paar keer zei ik hoe blij ik voor ze was. Toen ik hielp met de gordels vast te maken vroegen ze hoe ik heette. ‘Wilfred’, zei ik, waarop zij zeiden: Het was dit jongetje, Jason, dat vastzat. We willen hem jouw naam als tweede naam geven. Ik was verrast en vereerd. Ze toonden hun dankbaarheid door mijn naam aan hun zoon te verbinden. Wat bijzonder. Voordat we vertrokken bad ik met de passagiers. Dat doe ik eigenlijk altijd en dit keer kon ik toevoegen hoe blij ik was voor deze jonge ouders. Ik kreeg er een brok van in mijn keel.